Nederlands
10
5.2. Bediening
5.2.1. Inleiding
5.2.1.1. Inschakelen van het apparaat
Zet het apparaat aan met schakelaar [1]. Het appa-
raat doorloopt een zelftest en presenteert zich met
de voorkeurinstelling, apparaatinstelling 0. Vanuit de
fabriek is deze voorkeurinstelling geprogrammeerd.
U kunt deze instelling vervangen door uw eigen fa-
voriete instelling. Wij verwijzen hiervoor naar hoofd-
stuk 5.4, “Bediening van het geheugen”.
5.2.1.2. Therapievorm en kanaalselectie
De Sonopuls 492 beschikt over twee stroomkanalen
en een ultrageluidkanaal. Deze kanalen kunnen on-
afhankelijk gebruikt worden, waarbij ieder kanaal over
eigen parameters en een eigen behandeltijd beschikt.
Tevens is het mogelijk kanalen te koppelen. Met toets
[7] kiest u tussen de basistherapievormen Elektro-
therapie en Ultrageluid. Kanaalselectie en het aan-
brengen van koppelingen tussen kanalen geschiedt
met de centrale regelaar [16]. De volgende selec-
ties zijn mogelijk:
belektrotherapie over stroomkanaal 1
celektrotherapie over stroomkanaal 2
aelektrotherapie met gekoppelde kanalen
eultrageluidtherapie
fcombinatietherapie (ultrageluidtherapie ge-
koppeld aan stroomkanaal 2)
Bedenk dat u bij onafhankelijk gebruik van de
stroomkanalen de parameters van beide kanalen
afzonderlijk moet instellen. Is dit niet gewenst of is
onafhankelijk gebruik niet nodig, dan kunt u gekop-
pelde stroomkanalen kiezen. Bepaalde stroom-
vormen, zoals interferentiestromen, zijn alleen mo-
gelijk met gekoppelde stroomkanalen. Kiest u
combinatietherapie, dan blijft stroomkanaal 1 voor
onafhankelijk gebruik beschikbaar.
5.2.1.3. Selectie van stroomvorm
Druk op toets [8]. Alle beschikbare stroomvormen
verschijnen op het display. Het knipperende sym-
bool geeft de gekozen stroomvorm weer. Selecteer
een stroomvorm met de centrale regelaar [16] en
druk op toets [14] om uw keuze te bevestigen.
Kiest U g (interferentiestromen) of o (diadynamische
stromen), dan wordt U vervolgens verzocht een stroom-
type binnen deze groep te selecteren. Kies een stroom-
type met de centrale regelaar [16] en druk op toets
[14] om uw keuze te bevestigen.
5.2.1.4. Instellen van parameters
Met de druktoetsen [9] t/m [13] worden de parame-
ters gekozen. Een druktoets bedient alle parame-
ters die in hetzelfde horizontale vlak liggen. Wijzi-
gen van de parameterinstelling gebeurt met de cen-
trale regelaar [16]. De parameters kunnen gewijzigd
worden zolang het bijbehorende symbool knippert.
Het display toont alleen de parameters die van toe-
passing zijn bij de gekozen therapievorm.
5.2.1.5. Behandeltijd
Kies de klok met toets [12]. Het symbool min knip-
pert. Het display laat de behandeltijd zien van het
kanaal, dat op dit moment op het display (onder
5.2.1.2.) geselecteerd is. Boven de tijdaanduiding
knippert een kanaalindicator ter herinnering. Alleen
van dit kanaal kan nu met de centrale regelaar [16]
de behandeltijd worden ingesteld.
Wanneer één of meerdere kanalen actief zijn knip-
pert 0. Boven de tijdsaanduiding wordt aangege-
ven welke kanalen actief zijn.
5.2.1.6. Zwelprogramma
Sommige stroomvormen kunnen gebruikt worden in
combinatie met een zwelprogramma.
Druk toets [12] en kies achtereenvolgens de zweltijd
X, de houdtijd Y, de slinktijd Z en de pauzetijd [.
Stel deze parameters in met de centrale regelaar [16].
Bij gekoppelde stroomkanalen zijn de zwel-
programma’s op beide stroomkanalen identiek. Hier-
bij kan een vertragingstijd worden ingesteld tussen
de zwelprogramma’s op kanaal 1 en kanaal 2. Dit
geschiedt als volgt:
Kies met toets [13] en de centrale regelaar [16] kanaal 2.
Kies vervolgens met toets [12] de vertragingstijd \
en stel deze tijd in met de centrale regelaar [16].
5.2.1.7. Stroomintensiteit
De stroomintensiteit wordt ingesteld met intensiteits-
regelaar [17]. De stroomintensiteit kan alleen inge-
steld worden, als de klok gezet is.
De kanaalindicator 4, gevolgd door het kanaal-
nummer ^ of 7, geeft aan welk kanaal op het display
zichtbaar is en kan worden ingesteld. U kunt dit
kanaalnummer wijzigen met toets [13] en de cen-
trale regelaar [16]. Deze selectie werkt parallel aan
de onder 5.2.1.2. uitgevoerde kanaalselectie.
Bij 4-polaire stromen werkt de intensiteitsregelaar
[17] op beide kanalen parallel. Op het display wordt
dit aangegeven met ^ 6 7, waarbij het weergege-
ven kanaal knippert. Hierbij is voorzien in een balans-
regeling voor de klassieke interferentie stroomvorm
(zie paragraaf 5.2.2.9.).
De eenheid van de stroomintensiteit is afhankelijk
van de gekozen stroomvorm en kan worden weer-
gegeven met mA, µA of V.