NL
HOOFDSTUK 3 INSTALLATIE
9
3.1 ALGEMEEN
Een correcte installatie draagt bij tot een bevredigend,
probleemloos gebruik van het Precision Plasmarc-systeem.
Het is aanbevolen elke stap in dit hoofdstuk aandachtig te
bestuderen en zo stipt mogelijk te volgen.
3.2 VEREISTE APPARATUUR
A. Gastoevoer en slangen. Het gas kan uit bulk worden
geleverd, ofwel uit een reeks gekoppelde cilinders. De
toevoer wordt zo ingesteld dat de debietcontrole een
druk van 8,6 bar ontvangt (stromend gas).
B. Werkkabel. Voor de aansluiting van het werkstuk op de
stroombron is een N°4 AWG kabel aanbevolen.
C. Primaire stroomkabel. Zie Hoofdstuk 3.4.
3.3 PLAATS
Een goede koeling vergt een gepaste ventilatie. Beperk de
hoeveelheid vuil, stof en overdreven hitte waaraan de
apparatuur wordt blootgesteld tot het minimum. Er moet
minstens 610 mm open ruimte zijn tussen de console en
de wand of andere obstakels. Dit maakt een vrije
doorstroming van lucht door de console mogelijk.
Het installeren of aanbrengen van eender welk filtersysteem
zal het volume aangezogen lucht verminderen, zodat de
interne onderdelen van de console oververhitten. Het gebruik
van eender welk filtersysteem maakt de waarborg ongeldig.
3.4 AANSLUITINGEN PRIMAIRE
STROOMTOEVOER (Figuur 3-1)
ELEKTROCUTIE KAN DODEN! Neem voorzorgen voor een
maximale bescherming tegen elektrische schokken. Zorg
dat alle stroom afgesloten is door de hoofdschakelaar
(wandschakelaar) uit te zetten en de stroomkabel naar de
eenheid af te koppelen wanneer aansluitingen in de con-
sole worden uitgevoerd.
Zorg dat de console juist ingesteld is voor uw
stroomtoevoer. Sluit een console die ingesteld is op 230
volt NIET aan op een stroomtoevoer van 460 volt. Dit kan
de apparatuur beschadigen.
De console is in de fabriek ingesteld op een stroomtoevoer
van 575 volt, 60 Hz. Bij gebruik van een stroomtoevoer van
200, 230, 380, 415 of 460 volt, moeten de bruggen van de
aansluitingen van de invoerkabels op de autotransformator
en de brug op het terminalblok verplaatst worden naar de
passende inputterminals, dit om een veilige werking te
verzekeren. Om de autotransformator te bereiken, verwijdert
men het rechtse zijpaneel (zie Figuur 3-1).
Installeer bij het hoofdstroombord een lijnschakelaar
(wandschakelaar) met zekeringen of stroomonderbrekers
(zie Tabel 3-1 voor de waarden van de zekeringen). De
invoerkabel van de console mag rechtstreeks op de
lijnschakelaar worden aangesloten, maar men kan zich ook
bij een plaatselijke elektrische leverancier een stekker-
contactdoos combinatie aanschaffen. Zie Tabel 3-1. voor de
aanbevolen waarden van de invoergeleiders waarmee u de
contactdoos op de lijnschakelaar aansluit.
Tabel 3-1. Aanbevolen waarden voor
invoerleidingen en zekeringen.
Invoervereisten Invoer- en Waarden
aardgeleiders zekeringen
Volt Fase
Ampère
CU/AWG mm
2
/fase, A
200 3 70 No. 4 25 100
230 3 60 No. 6 16 80
380 3 50 No. 8 10 80
415 3 40 No. 10 6 60
460 3 30 No. 10 6 50
575 3 25 No. 10 6 40
*Waarden voor geleiders van nominaal 75°C bij 40°C omgevingstemperatuur
(volgens de Amerikaanse National Electrical Code). Niet meer dan drie geleiders
per aanvoerkanaal of kabel. Respecteer de plaatselijke reglementen indien ze
andere dan de boven vermelde waarden opgeven.
De volgende procedure beschrijft de aansluiting van de
primaire elektrische stroom op de console (Zie Fig. 3-1).
A. Verwijder het rechtse zijpaneel.
B. Zorg dat de invoerkabel afgekoppeld is van elke
stroombron.
C. Leid de invoerkabel door de trekontlasting op het
achterpaneel.
WAARSCHUWING
VOORZICHTIG